In augustus 2002 deed ik onderzoek naar het voorkomen van de Poelkikker Rana lessonae en het eventuele voorkomen van de grote modderkruiper Misgurnus fossilis. Dit in verband met de aanleg van de nieuwe rondweg bij Gorredijk. Bij het onderzoek werd de beschermde Poelkikker Rana lessonae op twee locaties gevonden. Van de eveneens beschermde Grote modderkruiper werden in een onooglijk slootje nabij het Easterein onder Kortezwaag in een half uur tijd maar liefst 35 larven van diverse lengten gevonden.
Tijdens het scheppen kwamen behalve grote hoeveelheden exemplaren van de Tiendoornige stekelbaars Pungitius pungitius, zowel jonge als volwassen exemplaren van de Kleine watersalamander Triturus vulgaris, de Geelgerande watertor Dysticus marginalis, Spinnende waterkever Hydrophilis piceus, ook talloze pas gemetamorfoseerde groene kikkertjes naar boven gehaald. Vier bijna gemetamorfoseerde kikkervissen van de groene kikker werden eveneens gevangen. De diertjes vertoonden 'Softenon'-achtige verschijnselen. De achterpoten waren vergroeid en de stand van de voetjes week erg af. Of ze bestonden uit vormeloze stompjes weefsel. De handjes waren soms niet volgroeid en vertoonden dan ook slechts stompjes. Vermoedelijk waren ze door deze afwijkingen dan ook achtergebleven in hun ontwikkeling.
Het was overigens niet de eerste keer dat ik bijna volgroeide 'softenon'-achtige kikkertjes zag. Met de vermeende Brulkikkervondst in Franeker in 1990 maakte ik er reeds kennis mee. Hoewel alles er toen op wees dat we hier met onze eigen Grote groene kikker van doen hadden, nam ik toch een pot dikkopjes mee naar huis om ze daar verder op te kweken. Zoals ik al vermoedde bleek van het voorkomen van de Brulkikker Rana catesbeiana in Franeker geen sprake te zijn en ging het inderdaad om onze eigen Grote groene kikker Rana ridibunda. Vaak wordt vergeten dat ook de Grote groene kikker een kopromplengte van maar liefst 14 cm kan krijgen en dan - wat omvang en lengte betreft - nauwelijks voor de meeste Brulkikkers onderdoet. Ook de larven kunnen aanzienlijke lengten krijgen, met name als ze als larve hebben overwinterd.
Wat echter wel opviel was dat tussen de voorspoedig opgroeiende larven ook een paar misbaksels zaten. Diertjes met dezelfde afwijkingen als die nu in Kortezwaag waren gevonden. De diertjes hebben de volledige metamorfose dan ook niet gehaald.
Er komen de laaste jaren vele verontrustende berichten over afwijkingen bij kikkers binnen o.a. uit landen als Japan, Amerika en Canada. Maar zelfs dichter bij huis zoals Engeland. De afwijkingen treden vooral op in het achterlijf van de kikker, waar dan teveel of te weinig poten aanwezig zijn, mismaakte poten of poten op de verkeerde plaatsen. Ook kunnen ogen ontbreken of op verkeerde plekken zitten. Wat de juiste oorzaak van deze afwijkingen is, is vooralsnog niet erg duidelijk. In vele landen wordt nog steed onderzoek gedaan.
Het leek mij een goed idee om mijn bevindingen op de site van Reptielen- Amfibieen- en Vissenonderzoek Nederland (RAVON) te zetten. Ik kreeg op mijn oproep enkele leuke reacties. o.a. van Ir. Robbert Snep, werkzaam bij de afdeling Ecologie & Ruimte Alterra. Het verschijnsel kwam hem zeer bekend voor. Vooral de misvormde achterpoten die op een vreemde manier naar buiten gebogen stonden, alsmede dat de handje niet veel meer waren dan 'klompvoetjes'. De misvormde diertjes werden vorig jaar augustus in Overijssel aangetroffen. Zowel in Kampen als Hardenberg werden toen vrij forse larven gevonden (3-5 cm) die misvormde achterpoten hadden. Sommigen hadden achterpoten die op een vreemde manier naar buiten stonden gebogen. Weer bij andere dieren was er inplaats van een poot, sprake van een klomp weefsel van ongeveer 5 mm.
Raymond Creemers, medewerker van de Stichting RAVON, wist te melden dat een waterschap in het jaar 2000 uitgebreidt onderzoek had gedaan aan een groot aantal misvormde kikkervisjes. Na enig zoeken op Internet bleek dat het om Waterschap Reest en Wierden ging en dat de misbaksels ontdekt waren in een sloot bij Hollandscheveld in Drenthe. Alle ondezochte kikkervisjes vertoonden misvormingen, terwijl bij zestig procent van de dieren de voetjes compleet achterstevoren stonden. Ook de Landbouwuniversiteit Wageningen nam deel aan het onderzoek. De diertjes vertoonden echter geen symtomen die in verband konden worden gebracht met landbouwgiffen. Een laboratorium in Breda onderzocht het water op honderden onnatuurlijke stoffen en ook modder van de bodem werd onderzocht. Een oorzaak werd echter niet gevonden.
In augustus 2002 werden voor de tweede maal misvormingen geconstateerd bij kikkervisjes in een sloot bij Hollandscheveld. Ditmaal werd het ondezoek uitbesteed aan 'Aquasense', een adviesbureau in Amsterdam. Hier denkt men dat de misvormingen te wijten zijn aan bepaalde, maar nog onbekende stoffen, mogelijk in combinatie met UV-licht. Een andere verklaring is de kruisingtheorie. Zoals bekend mag zijn bestaan er in ons land twee soorten groene kikkers. De Grote groene kikker, ook wel Meerkikker genoemd en de Kleine groene kikker, ook wel Poelkikker genoemd. Deze soorten kunnen onderling kruisen en hieruit ontstaat de Middelste groene kikker Rana esculenta. Normaal zijn bastaards steriel, maar bij de groene kikkers doet zich het fenomeen voor dat deze bastaards zich kunnen voortplanten. De nakomelingen van deze bastaards zouden een verhoogde kans op misvormingen hebben. Kortom: men weet het niet. Het gaat hier te ver om in te gaan op de zeer complexe voortplanting van onze groene kikkers. Wel is bekend dat in mengpoulaties van lessonae en esculenta in sommige gevallen nakomelingen ontstaan, die zelden het einde van de eerste winterperiode halen.
Op mijn oproep kwamen nog meer reacties. Pieter de Wijer, werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam meldde dat een paar jaar terug artikelen waren verschenen waarin werd aangetoond dat infectie met trematodes tijdens de ontwikkeling van de pootjes eveneens afwijkingen veroorzaken.
Herpetoloog Paul Veenvliet, docent faunabeheer aan het Van Hall Instituut te Leeuwarden, wees er op dat ’misvormde kikkertjes’ een bekend verschijnsel is, waar niet snel een oorzaak voor kan worden aangewezen. In Noord-Amerika houden verschillende onderzoeksgroepen zich al jaren met dit probleem bezig, zonder een eenduidig antwoord te vinden voor alle gemelde gevallen. Een actueel overzicht van de stand van zaken is te vinden op de website: http://www.npwrc.usgs.gov/narcam (Version 31 July, 2002).
Raymond Tilmans, project-ingenieur Groen bij de afdeling Infra-projecten, meldde dat de overheid zich steeds meer zorgen maakt over het toenemende aantal hormoonachtige stoffen die in het milieu terecht komen. Hij noemde als voorbeeld de pilslikkende vrouw. Misschien dat de afwijkende kikkers de eerste voortekenen hiervan zijn.
De toch uitgebreide onderzoeken naar de oorzaak van de afwijkende kikkerlarven uit de omgeving van Hollandscheveld, Kampen en Hardenberg haalden in feite niets anders uit dan enkele vage vermoedens. Anders verging het bij de door mij gevonden dieren met ogenschijnlijk dezelfde afwijkingen. Professor Dr. Zwart, gepensioneerd patholoog, maar vroeger verbonden aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, faculteit Dierengeneeskunde, afdeling bijzondere dieren, reageerde eveneens op mijn oproep. Dr. Zwart is bij veel terrariumhouders, maar ook bij tal van dierenartsen geen onbekende. Hij had grote belangstelling voor de Kortezwaagster afwijkingen en bood spontaan aan de diertjes voor mij te onderzoeken. De sterk verdikte dijen en de korte pootjes van de kikkertjes riepen bij Dr. Zwart bij de eerste aanblik onmiddellijk het beeld op van ’osteochondrodystrofie’, een kwaal die vergelijkbaar is met dwerggroei bij mensen.
Uit het onderzoek bleek o.a. dat de bovenarmpjes uit plompe, langwerpige stukken kraakbeen bestonden, met maar een zeer dun laagje bot. Aan het eind van de onderarm bevond zich een ’paddenstoelhoed’: het gewrichtskraakbeen was over de benige schacht van het bot naar beneden gestulpt. Deze paddenstoelhoed was ook te zien bij de schoudergewrichten. Aan de knie was te zien dat er - naast de vorming van een paddenstoelhoed – ook sprake was van ’synartrhose’, wat wil zeggen dat er geen gewrichtsspleet gevormd is, waardoor de botten op een abnormale wijze met elkaar verbonden waren. Vandaar vermoedelijk de merkwaardige stand van de achterpoten. In veel botjes ontbrak het mergbeen. In en tegen de nieren aan lagen enkele ingekapselde trematoden. De uiteindelijke conclusie van prof. Dr. Zwart was dat er inderdaad sprake was van 'osteochondrodystrofie'. Bij de mens is bekend dat dit een dominante erfelijke afwijking is. Bij honden is deze afwijking zelfs gebruikt om buldoggen te kweken.
Prof. Dr. Zwart meldde verder dat deze afwijking bij kikkers wel vaker wordt gezien en dat hij nu vier verschillende vindplaatsen met in totaal 14 gevallen kende. Daaruit maak ik op dat hij misschien niet met de gevallen uit Kampen, Hardenberg en Hollandscheveld op de hoogte is.
Over de erfelijkheid valt niets te zeggen, volgens de heer Zwart. Hij denkt dat het niet van betekenis is voor de kikkerstand. In de natuur zullen deze kikkertjes doodgaan nog voor ze tot voortplanting komen.
Naschrift van de redactie
Meetnet amfibieen RAVON
Zoals Jelle reeds beschreef zijn 'softenon'-achtige vergroeiingen van de ledematen van kikkers een bekend fenomeen, waar al veel onderzoek aan is gedaan. Het meest recente onderzoek toont aan dat een groot deel van deze gevallen te verklaren is doorat de kikkervisjes geinfecteerd zijn met een trematode platworm Ribeiroia ondatrae. De larven van deze platworm dringen de kikkervisjes binnen in de omgeving van de bekkengordel. Daar vormen ze cysten die de normale ontwikkeling van de achterpoten verstoort. Doordat deze kikkertjes zich slecht kunnen voortbewegen, zullen ze snel ten prooi vallen aan vogels zoals bijvoorbeeld Reigers. In de vogel kan de platworm volwassen worden en zich voortplanten. De larven van de platworm worden via uitwerpselen van de vogel verspreid en zullen via een waterslak als tussengastheer nieuwe kikkervisjes kunnen besmetten.
Oorzaak toename
Waarom een infectie met Ribeiroia tegenwoordig vaker voorkomt dan vroeger blijft nu nog gissen en is voer voor verder onderzoek. Mogelijk dat de vermesting van het oppervlaktewater een rol speelt, waardoor algenbloei toeneemt evenals de slakkenpulatie, de andere tussengastheer. Maar het kan ook zijn dat de kikkervisjes reeds door andere oorzaken verzwakt zijn door bijvoorbeeld toxische stoffen in het milieu, waardoor ze makkelijker door de platworm geinfecteerd kunnen worden.
Of een infectie van Ribeiroia ook de botvergroeiing van de kikkertjes uit Kortezwaag kan verklaren staat niet vast. Waarschijnlijk zijn er meer oorzaken aan te wijzen voor mismaakte ledematen.