De Adder Vipera berus is onze enige slang met een gifapparaat. Het belangrijkste kenmerk van het gifapparaat van adders is, dat beide bovenkaakbeenderen, die de tanden dragen, sterk verkort zijn. Beiden kunnen, samen met de erin verankerde tand, in een speciaal gewricht, 90° draaien. Indien de bek gesloten is, liggen de giftanden met de punt naar achteren gericht, min of meer horizontaal in een slijmhuidplooi. Bij het opensperren van de bek springen door een ingewikkeld mechanisme de giftanden naar voren en zijn klaar voor gebruik. Dankzij deze voorziening kunnen de giftanden langer worden dan bij andere soorten gifslangen. Na een beet, die diep doordringt, sluit het weefsel zich weer boven het ingespoten gif, wat tot ernstig weefselversterf kan leiden.
Hoe gevaarlijk is zo’n adderbeet nu voor de mens? Soms lees ik artikelen waarin wordt geschreven dat de Adder een totaal onschuldige slang is, die door het geringe gif dat het dier bij zich draagt, niet in staat is een mens te doden. Gelukkig behoren dodelijke ongelukken tot de zeldzaamheden, maar de werking van het addergif moet niet worden onderschat.
In 1973 publiceerde de arts dr. G. D. Hemmes in het ’Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde’ een artikel over een voor ons land toen ongewoon onderzoek, namelijk ’Adderbeten in Nederland’. Langs een groot aantal kanalen is toen de opsporing van adderbeten uit het verleden en uit de jongste tijd ter hand genomen. Het resultaat van deze opsporing geeft uiteraard geen compleet overzicht.
Zo werden in het tijdvak van 1885-1972 de gegevens van 138 adderbeten boven water gehaald, waarvan 14 uit zuidoost Friesland. Slachtoffers bij wie eigen schuld de oorzaak was, liepen op blote voeten in bos of heide (12 stuks), grepen onoordeelkundig naar een Adder om haar aan anderen te laten zien (13) of ze te verzamelen of te doden (8) of de Adder klom in de stok waarmee ze geplaagd werd (2). Beten die niet aan roekeloosheid te wijten waren, betroffen o.a. personen die bosbessen of iets dergelijks zochten (20).
Van 85 herstelde patiënten is bekend waar ze werden verpleegd. Van hen werden 15 thuis behandeld; 11 bezochten een of meerdere malen een ziekenhuispolikliniek: de overige 59 werden in een ziekenhuis opgenomen. Van hen bleven 13 patiënten 3 dagen of korter in het ziekenhuis; 24 van 4 tot 7 dagen; 7 van 8 tot 11 dagen; 4 van 12 tot 15 dagen; 2 van 16 tot 19 dagen; 1 patiënt bleef 20 dagen in het ziekenhuis; enkele andere 28 dagen. Van 7 opgenomen patiënten bleef de verblijfsduur in het ziekenhuis onbekend.
In deze periode zijn er drie mensen door adderbeten gestorven. Een vrouw uit Ulvenhout werd door een Adder in de polsslagader gebeten. De arm zwol onmiddellijk op en geheel blauw is zij enkele uren daarna overleden. Een tweede geval betrof een meisje van bijna vier jaar uit Udel dat hielp met bosbessen plukken. Om drie uur ’s middags werd zij door een Adder in het rechter onderbeen gebeten. Zij werd onmiddellijk in het ziekenhuis opgenomen, maar nergens was een slangenbeetserum voorhanden. Het kind is 36 uur na de beet overleden.
Het derde geval betrof een 12-jarige jongen die op blote voeten in de hei bij Tynaarlo liep, toen hij door een Adder in zijn grote teen werd gebeten. Een aanwezige medisch student ’zoog’ de wondjes uit. De patiënt verzweeg het gebeurde thuis uit angst dat hij niet aan een voorgenomen schoolreisje mocht deelnemen. De eerste dagen waren er geen verschijnselen, maar daarna ontwikkelde zich een ontsteking aan een bloedvat van een ader aan het rechterbeen. De jongen werd in een ziekenhuis opgenomen en is 9 dagen na de beet overleden.
De bij deze reeks patiënten waargenomen sterfte komt tamelijk goed overeen met die Engeland en Wales. Daar is ook de Adder de enige gifslang en in de eerste helft van de 20-ste eeuw zijn daar 7 personen aan adderbeten overleden.
Addergif bestaat uit een aantal componenten die onderling een verschillende uitwerking hebben. Zo bevat het o.a. een neurotoxisch element (zenuwgif); een haemorrhagisch bestanddeel (tast bloedvaten aan) en haemolysinen (stoffen die de bloedlichaampjes vernietigen).
Indien men wordt gebeten ontstaan er twee kleine wondjes (twee gaatjes op 13 mm afstand van elkaar). Is het gif ingebracht dan zwelt het weefsel rondom de wond op en ontstaat er een blauwe verkleuring. Bijkomende symptomen kunnen zijn misselijkheid, braken, diarree, daling van de bloeddruk, bewustzijndaling en een gevoel van machteloosheid.
Wat nu te doen bij een adderbeet? Blijf vooral kalm. Wacht na de beet eerst enkele minuten af of er ook zwelling ontstaat. Blijft dit na een half uur achterwege, dan is er geen gif het lichaam binnengekomen. Ontstaat er wel een zwelling dan is het zaak medische hulp in te roepen. De wond uitzuigen, uitbranden, insnijden of grote hoeveelheden alcohol nuttigen, is uit den boze. Wel verdient het aanbeveling het getroffen lichaamsdeel, meestal een arm of een been, met een doek af te binden. Deze doek, die dient om het verspreiden van het gif door het lichaam te vertragen, mag niet te strak zitten en moet van tijd tot tijd worden losgemaakt om de bloedsomloop even weer op gang te laten komen. Van belang is dat de patiënt rustig blijft en geen overbodige bewegingen maakt.
Zoals u gemerkt hebt is een adderbeet niet iets om te bagatelliseren. Normaal gesproken hebt u echter niets te duchten van deze fraaie slang. Meestal heeft het dier al een goed heenkomen gezocht, voor u een glimp van de slang opvangt. Laat de Adder echter met rust.