De titel van dit artikel zou erop kunnen duiden dat de inhoud betrekking heeft op een reisverslag van een bezoek aan het Egypte aan de Middellandse- en Rode Zee. Met ’Egypte’ wordt in deze echter een streek in het zuidoosten van Friesland bedoeld. Het ligt ter hoogte van Nijeberkoop en wordt in het noorden begrensd door de Tsjonger, in het oosten door de Prikkedam (bekend van het motorcrosscircuit), in het westen door de Albadalaan en in het zuiden door de Grindweg (zie kaartje). Centraal door het gebied is van zuidwest naar noordoost een ruilverkavelingweg aangelegd, genaamd ... 'Egypte'.
De titel van dit artikel zou erop kunnen duiden dat de inhoud betrekking heeft op een reisverslag van een bezoek aan het "Egypte" aan de Middellandse- en Rode Zee. Met ’Egypte’ wordt in deze echter een streek in het zuidoosten van Friesland bedoeld. Het ligt ter hoogte van Nijeberkoop en wordt in het noorden begrensd door de Tsjonger, in het oosten door de Prikkedam (bekend van het motorcrosscircuit), in het westen door de Albadalaan en in het zuiden door de Grindweg (zie kaartje). Centraal door het gebied is van zuidwest naar noordoost een ruilverkavelingweg aangelegd, genaamd ... 'Egypte".
Het landschap was vroeger zeer kenmerkend voor de middenstromen van de beken op het Drents plateau, waar dit deel van Friesland het westelijke deel van vormt. Het beeld van dit gebied kan als volgt worden geschetst:
1 de noordgrens wordt gevormd door het Tsjongerkanaal; een gekanaliseerde beek.
De Tsjonger was vroeger een onderdeel van het bekenstelsel waarmee het overtollige water van het Drents plateau in noordelijke en westelijke richting werd afgevoerd. Na kanalisatie aan het eind van de vorige eeuw, is de midden- en benedenloop tegenwoordig een ''recht toe recht aan" kanaal. Aan weerszijden zijn echter nog wel de restanten aanwezig van de natuurrijkdom die deze "woeste gronden' vroeger kenmerkten.
2 pal ten zuiden daarvan lagen vroeger, lokaal, enige hooilanden, gebieden die door kwel en winterse overstromingen meestal slechts eenmaal per jaar in de (na)zomer werden gemaaid. Tegenwoordig vinden we hier zowel intensief als enkele (zeer) extensief beheerde weilanden (in beheer bij Staatsbosbeheer) en - voorzien van enkele bosschages - een oude meander van de Tsjonger.
3 ten zuiden daarvan lag vroeger een zandpad waaraan zich, omgeven door grote heidevelden, enkele kleine boerderijtjes bevonden (de zogenaamde ’wâldspultsjes') van deze heide zijn nu nog slechts enkele relicten aanwezig.
4 de zuidgrens, wordt gevormd door de Grindweg. Dit is de oude verbindingsweg tussen otoeleimop "en Makkinga en vroeger een zogenaamde halfverharde of grindweg. De aan weerszijden van deze weg gelegen weilanden zijn reeds eeuwen geleden 'aangemaakt' en de aan de weg gelegen boerderijen zijn dan ook van een forser formaat dan de oude ’wâldspultjes'.
5 in het zuidwesten ligt, omgeven door eikenhakhoutbosjes en aangeplant loof- en naaldhoutbos, het Diaconiveen (in beheer bij It Fryske Gea). Dit is een oude pingoruïne. Het zich daarin gevormde hoogveen is reeds lang vergraven. De hierin gelegen plassen vormen tegenwoordig hét bolwerk van de Kokmeeuw Larus ridibundus in ZO-Friesland. Naast Ringslang Natrix natrix en Adder Vipera berus voelen ook kwetsbare vogelsoorten als Dodaars Tachybaptus ruficolis en Geoorde Fuut Podiceps nigricollis zich hier thuis.
Het gebied is gelegen russen 1.9 m (nabij de Tsjonger) en 5.0 m (nabij de Prikkedam) boven NAP en heeft, met de aangegeven grenzen, een totale grootte van circa 400 hectare. De streek ’Egypte’ is overigens niet een geografisch afgebakend gebied en de aangegeven grenzen zijn dan in deze ook vooral van praktische aard.
Eén van de in het Meetnet Reptielen opgenomen trajecten is ook binnen het aangegeven gebied gelegen. Het betreft hier de route nabij het Diaconieveen die door Andries van der Veen wordt gemonitoord.
In het gebied kunnen de volgende amfibieën worden gevonden:
- Kleine Watersalamander Triturus vulgaris
- Gewone Pad Bufo bufo
- Heikikker Rana arvalis
- Bruine Kikker Rana temporaria
- Het Groene Kikker complex Rana esculenta synklepton
Van de reptielen zijn aanwezig:
- Levendbarende hagedis Lacerta vivipara
- Ringslang Natrix natrix
- Adder Vipera berus
Mogelijk zijn ook Hazelworm Anguis fragilis en Gladde Slang Coronella austriaca in het gebied aanwezig. Meldingen van het voorkomen van deze soorten in het gebied zijn echter nog niet 100% zeker. Dit in tegenstelling tot de circa twee kilometer westelijker gelegen Dellebuursterheide, waar het voorkomen van deze soorten in 1997 (Hazelworm) en 1998 (Gladde slang) wel is vastgesteld (?)
"Vroeger had je ten noorden van de Grindweg een heuvelachtig gebied met een heistrook en veel stuifzanden dat zich tot de Tsjonger uitstrekte. Deze heuvels zijn nadien bij het in cultuur brengen geëgaliseerd. In die zanderige gebieden zag je vroeger veel reptielen; vooral Adders en hagedissen. Van die gebieden zijn er nu nog maar een paar kleine heidegebiedjes over. Dat er nog een paar gebieden zijn overgebleven komt omdat de eigenaar vroeger in het dorp Oldeberkoop woonde. Zodoende had hij er niet veel belang bij dat ook deze gebieden in cultuur werden gebracht.
De hei werd vooral gebruikt voor het winnen van heideplaggen. De bosjes en houtwallen werden gebruikt voor het winnen van brand- en geriefhout. Hier en daar had je ook venige stukken. Deze zijn vrijwel allemaal verveend. Omdat er weinig veen zat, was het niet mogelijk om het veen op grote schaal af te graven zoals dit wel in de iets noordelijker veengebieden van Jubbega-Hoornsterzwaag gebeurde. Van het veen en de hei is daar dan ook vrijwel niets overgebleven. Nee, de veenwinning in Egypte beperkte zich tot het op kleine schaal graven van veenputten. Het vervenen van deze putten was vaak een karwei voor in de winter. Deze veenputten kun je in de stukken die niet in cultuur zijn gebracht ook nu nog in het veld vinden. Voorbeelden hiervan zijn: de veenputjes in de hei ten noorden van de weg ’Egypte’, de veenputten in de verveende pingo op de Hoorn (tegen de Dellebuursterheide gelegen) en natuurlijk het Diaconieveen. Hoewel, bij deze laatste kun je eigenlijk gelet op de schaal niet meer van een "veenputje" spreken.
Vroeger ging er trouwens nog een zandpad dwars door het Diaconieveen heen. Om het water van het Diaconieveen vast te houden, is het pad om het Diaconieveen heen jaren geleden echter meerdere malen opgehoogd. Zodoende is van het pad door het veen nu weinig meer terug te vinden. Het is er nog wel, maar het staat onder een halve meter water. Op de Grote Provincie Atlas van Friesland staat het nog wel als wandelpad aangegeven. Tegenwoordig is dit dus geen 'aanradertje" meer. "
"Wat de slangen echter betreft, zaten de meeste vroeger op een plek die ook nu op het oog nog weinig veranderd is. Dit was namelijk aan de Bosreed. Dit is de reed (zandpad) welke dwars door de bossen ten oosten van het Diaconieveen gaat. Dit is een aaneengesloten stuk bos van enkele tientallen hectare en ligt tussen de Grindweg en Egypte. In dit stuk bos splitst het pad zich op een gegeven moment. Na een hondervijftig meter komen deze twee paden weer bij elkaar. In dit stuk "dubbele reed" zagen we vroeger de meeste slangen (of hun kruipsporen); vooral Adders maar ook wel Ringslangen. De dieren – met name de Adders - werden hier vroeger echter massaal doodgeslagen. Dat was toen normaal. Per seizoen zag je toen honderden Adders; soms wel 5 of 6 bij elkaar! Op die lokatie zie ik ze tegenwoordig niet meer. Wel zijn ze nog steeds iets westelijker te vinden. Zo zijn ze nog steeds te vinden op de hoge kop in het zuidoosten van het Diaconieveen. Het open kappen van dat gebied (o.a. door de WARF!) heeft ervoor gezorgd dat de koeien zich er erg thuis gingen voelen. Dit (onbedoelde) neveneffect was voor de Adders niet zo'n goede ontwikkeling. Die gingen daarna het gebied mijden. Zodoende zie ik hier niet vaak meer een Adder.
Achter Arno van der Valk (van het roofdierenopvangcentrum ’Pantera’) zag ik vorig jaar nog wel jonge Ringslangen. De dieren zitten er dus nog wel maar het is nog maar een fractie van vroeger. Ik schat dat er van de aantallen van vroeger (en met vroeger bedoel ik dan tot begin jaren '60) maar 1 à 2 % van de slangen is overgebleven. "
"Ik vermoed dat we vroeger zelfs een overwinteringsplaats van o.a. Ringslangen onder ons eigen huis hadden. In het vroege voorjaar zag ik ze dan vlak bij huis in de zon liggen. Als ze dan verontrust werden, vluchtten ze snel onder het huis. De kans lijkt me derhalve groot dat ze gewoon onder het huis overwinterden!
In onze kelder zaten toen ook Kleine Watersalamanders. Ja, het waren toen betere tijden voor deze dieren. Zo weet ik me ook nog te herinneren dat je Adders gewoon in de berm naast de weg Egypte kon zien liggen zonnen. In de jaren 1955 t/m 1957 was ik namelijk melkrijder (met paard en wagen) en tussen het huis bij de ingang van het Diaconieveen (aan de kant van Egypte) en het huis van Jan ter Schuur (plm. 150 meter verder) zag ik de Ringslangen gewoon vanaf de wagen in de berm liggen. Bij goed weer reed ik in de zomer daar altijd stapvoets. Als ik wat geluk had, zag ik op dat stukje van 150 meter zo 7-8 Ringslangen in de berm liggen!"
"Wij woonden vroeger aan een zandpad dat op de zuidkant op 'Egypte' uitkwam. Aan de weg woonde Jan ter Schuur. Ik weet me nog goed te herinneren dat Jan eens bezig was om naast zijn huis de mesthoop weg te werken. Dit om de mest naar zijn land af te voeren. Toen bleken er in die hoop echt honderden eieren van de Ringslang te zitten! Die eieren stonden op het punt van uitkomen. Dit bleek toen de kippen van Jan er aan kwamen. Die beesten pikten namelijk direct in de eieren, waarna de jonge slangetjes eruit kropen. Een lang leven was de meeste echter niet gegund. Die jonkies werden natuurlijk direct door die kippen naar binnen gewerkt. Ja, die kippen van Jan waren er echt als de kippen bij. Ook de hei naast Jan ter Schuur zat vol met slangen. Ik heb zelfs eens gezien dat er een Ringslang door het dak van een hut die daar stond, naar binnen kroop."
"Zoals ik zei was er tot de oorlog nog veel woeste grond in 'Egypte'. Met het in cultuur brengen van deze gronden is direct na de oorlog begonnen. In de jaren '50 en tot in het begin van de jaren '60 waren er nog veel slangen te zien. Door de sterke afname van geschikte gebieden is de stand echter enorm afgenomen. Gelukkig is er nog wel iets overgebleven. Zeker als je beseft dat er in Nederland nog maar erg weinig plaatsen zijn waar je zo'n verscheidenheid aan reptielen hebt, mag je je misschien wel gelukkig troosten dat er tenminste nog iets is overgebleven. Vooral daarom is het van groot belang dat we ons inzetten om wat er nog is te behouden. Misschien kunnen we hier en daar zelfs nog iets van vroeger terug krijgen. Er wordt in dit gebied in ieder geval het nodige aan natuurontwikkeling gedaan.
Hopelijk kunnen we er zo met elkaar voor zorgen dat we ook in de toekomst nog van deze interessante dieren kunnen genieten. "